woensdag 4 april 2018

De Emmaüsgangers, twee verdwaalde schapen en de Goede Herder.

De Emmaüsgangers, twee verdwaalde schapen en de Goede Herder.

Lucas 24

13 En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een vlek, dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs;

Twee van hen, wie zijn die twee en wie zijn die hen?
Duidelijk is dat dit discipelen van Jezus waren.
Uit de Heilige Schrift blijkt duidelijk dat de aanhang van Jezus niet alleen de twaalf discipelen betrof maar dat er een vaste schare van ongeveer 120 mensen die Hem volgde.
Deze twee discipelen behoorde tot die groep.

14 En zij spraken samen onder elkander van al deze dingen, die er gebeurd waren.

Uit het bovenstaande blijkt dat zij de groep discipelen verlaten hadden en dat zij moedeloos naar hun huis terugkeerden.

15 En het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen kwam, en met hen ging.

Zij spraken en ondervraagden elkaar en zagen geen toekomst meer nadat Jezus gestorven en begraven was.
Maar de Goede Herder ziet hier naar Zijn schapen om, ziet dat er twee afdwalen die zich reddeloos verloren voelen.
En zelfs al had Jezus het erg druk die dag (Hij had de zaligen uit het dodenrijk verlost, Zijn overwinning geproclameerd aan de gevallen engelen in de tartarus, ontmoetingen gehad met de vrouwen die zijn graf bezochten en een ontmoeting met Petrus gehad) toch laat hij deze twee schapen zie dreigen af te dwalen niet verdwalen en Hij gaat bij ze lopen.

16 En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.

Jezus houdt hun ogen gesloten, waarom?
Jezus wil hen leren en zelf in laten zien wat er in de schriften over Hem geschreven staat.
Daarbij was Jezus al langer bij hen dan dat zij dachten.
Hij zag ze hoe moedeloos ze de groep discipelen verlaten hadden en is ze als een goede herder onzichtbaar gevolgd.
Jezus is opgestaan met een onvergankelijk hemels lichaam dat niet gebonden is aan tijd en ruimte.
Hij kan voor mensenogen onzichtbaar of onherkenbaar zijn, deuren en muren zijn voor Hem geen obstakel meer en de scheiding tussen tijd en eeuwigheid is voor hem (net als bij engelen) weggevallen.

17 En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?

Jezus is hier de ultieme trooster.
Hij geeft eerst de ruimte aan deze mensen om hun hart te luchten en al hun verdriet eruit te gooien.
Dat is een voorbeeld voor iedereen die troost wil brengen aan iemand die verdriet heeft of teleurgesteld is.
Pas als iemand zijn verdriet heeft geuit kan er worden begonnen met het geven van troost.

18 En de een, wiens naam was Kléopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn?

is het bijzonder dat Lucas hier een naam noemt?
Nee Lucas heeft zijn evangelie opgetekend nadat hij een gedegen onderzoek had gedaan en mensen gesproken had die het hadden meegemaakt of die er getuigen van waren geweest.
Het feit dat Lucas in sommige  gevallen afwijkend van Mattheüs en Markus 1 in plaats van 2 blinden of 1 in plaats van 2 bezetenen noemt is te wijten aan het feit dat hij voor de andere gevallen geen getuigen heeft kunnen vinden.
Kléopas is dus de man die Lucas gesproken heeft en waarvan hij het ooggetuige verslag heeft opgetekend.

Kléopas reageert verbaasd, iemand die niet weet wat er gebeurt is?

19 En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus den Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.
20 En hoe onze overpriesters en oversten Denzelven overgeleverd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben.
21 En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.
22 Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn;
23 En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.
24 En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.

Zo vertelt Kléopas alles wat hen dwars zit, wat ze verwacht hadden en met welke tegenstellingen zij nu te maken hebben.
Ze weten niet wat ze moeten denken van de verhalen die de vrouwen hebben verteld.
Zeker niet omdat Petrus en Johannes het graf leeg hebben aangetroffen maar geen spoor van Jezus gezien hebben.
Duidelijk is dat zij beiden de moed hebben opgegeven en van plan zijn om hun oude leven weer op te pakken.
Maar Jezus zou Jezus niet zijn als hij zijn volgelingen zo maar in de steek zou laten.

25 En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!
26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?
27 En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.

Jezus geeft zich hier nog niet bloot, Hij wil dat zij Hem leren kennen en begint hen te onderwijzen uit de schriften.
De schriften laten aan de twee discipelen zien wie de Christus nu werkelijk is.
Had Jezus het zelfde bereikt als Hij zich direct bekend gemaakt had?
Waarschijnlijk niet, dan zouden de twee discipelen niet hebben ingezien wie hun verlosser nu echt was.

28 En zij kwamen nabij het vlek, daar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou.
29 En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
30 En het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun.

Hij ging achter hen aan.
Hij haalde hen in.
Hij gaf hen te kennen wie de Christus is.
Hij ging bij hen in.
Hij zegende hun brood.
Hij gaf hun voeding, voor lichaam en geest.

31 En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht.

Toen Jezus alles gedaan had wat nodig was opende Hij hun ogen.
Waarom bleef Jezus niet?
Waarom verdween Hij uit hun ogen?
Jezus heeft in hun harten het goede zaad gezaaid, als Hij zou blijven zouden de twee discipelen niet naar de kudde terugkeren.

32 En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende?
33 En zij, opstaande ter zelfder ure, keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de elven samenvergaderd, en die met hen waren;

Treffend is dat de Herder nu voor zijn schapen uitgaat en de schapen Hem volgen hoewel ze Hem niet meer met hun ogen zien.

34 Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.
35 En zij vertelden, hetgeen op den weg geschied was, en hoe Hij hun bekend was geworden in het breken des broods.
36 En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!

Stond Jezus er toen pas?
Nee, ik geloof dat Jezus al langer in hun midden was maar dat Hij wilde dat Zijn discipelen zouden geloven zonder dat ze Hem zagen.
Daarmee liet Hij de twee discipelen Zijn lessen aan de anderen doorgeven.
Als de boodschap gegeven is en de discipelen geloven verschijnt Hij aan Zijn volgelingen.

Zalig zijn de mensen die niet gezien hebben maat toch geloven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten