zondag 10 december 2023

Ruben de nachtwachter van Bethlehem (een vrij kerstverhaal)

Ruben de nachtwachter van Bethlehem. 

Ruben hoort de stalletjes van de verkopers in zijn straat dicht gaan. 
Hij draait zichzelf nog even om en trekt zijn misvormde been wat omhoog. 
Ja ooit was Ruben gezond geweest, een gezonde herder die nergens bang voor was. 
Ruben was de sterkste van de hele omgeving van Betlehem geweest. 
Één meter negentig en met zijn brede borstkas was hij een geziene persoon. 

Ruben gaat in zijn gedachten nog even terug naar die vreselijke nacht toen een grote groep leeuwen de schaapskudde aanvielen. 
Ruben heeft een stel uitstekende ogen die in het donker meer konden zien dan de andere herders.
Dus het was Ruben die als eerste de leeuwen zag aankomen. 
Ruben had als eerste zijn knuppel gepakt en zijn kameraden gewaarschuwd voor het naderende gevaar. 
Terwijl de andere herders het bijna uitgedoofde vuur weer aanwakkerden en fakkels gingen aansteken om de leeuwen te verjagen vielen de leeuwen de schapen al aan. 
Ruben wachtte niet op de fakkels en sprong tussen de schapen en de leeuwen in. 
Terwijl hij met een leeuw in gevecht was besprong een andere hem van achteren en beet een stuk uit zijn rechterbeen. 
De andere herders kwamen Ruben te hulp en verjoegen de leeuwen met hun brandende fakkels.

Ruben zucht en voelt de pijn nog die hij toen had.
Gelukkig brachten de andere herders hem terug naar Bethlehem waar hij door de beste dokters behandeld werd. 
Zijn herstel duurde lang en men wist in het begin niet of Ruben het zou overleven. 

Daar komt Mirjam de kamer binnen. 
Ja Mirjam was degene die Ruben dag en nacht verpleegt had en die het niet erg vond om Ruben opnieuw te helpen bij het leren lopen. 
Nou ja, lopen.... 
Meer strompelen dan lopen maar naar een aantal maanden kon Ruben weer op eigen benen staan.
Ruben en Mirjam zijn in die tijd veel om elkaar gaan geven en op een dag strompelde Ruben met iedere cent die hij had naar de vader van Mirjam om hem te vragen of hij haar als vrouw zou mogen nemen. 
De bruidsschat was niet veel maar omdat Ruben ook de schapen van de vader van Mirjam gered had kregen ze toestemming om te trouwen. 
De vraag was waarmee Ruben zijn geld nu mee moest verdienen. 
Herder zijn was uitgesloten en een ander vak had Ruben nooit geleerd. 
De oudsten van Bethlehem besloten gezien de dapperheid en Ruben zijn uitstekende nachtzicht hem aan te stellen als nachtwachter op de zuidpoort. 
Ruben had deze benoeming met beide handen aangegrepen ondanks het zeer lage loon.
Gelukkig verkocht Mirjam overdag honingkoeken op het marktplein en verdiende daarmee een centje bij zodat ze samen genoeg verdienden om van te kunnen leven. 
Ruben had de oudsten van Bethlehem belooft net zo goed over Bethlehem te waken als dat hij als herder voor de schapen had gedaan.

Mirjam zet het brood en water op de tafel. Ze zegt, er was geen honingkoek meer over met die drukte van deze weken. 
Ruben komt zijn bed uit, zijn been steekt gemeen. Ondanks al het goede werk van de Doktoren en de verzorging van Mirjam blijft hij dag en nacht pijn houden. 
Hij eet het brood en drinkt het water, kust Mirjam en pakt zijn speer en de sleutel van de zuidpoort, doet zijn bovenkleed aan en verlaat zijn schamele woning. 
Op de straten van Bethlehem is het zelfs in de avond nog een drukte van belang. 
Veel reizigers die op bevel van keizer Augustus naar Bethlehem gekomen zijn om zich in te laten schrijven hebben een plek gevonden in één van de herbergen of bij familie en bekenden. 
Maar er zijn zoveel nakomelingen van David dat er ook veel mensen in hun reistenten op de straten zullen moeten slapen. 
Ruben moet over de mensen heen stappen om op tijd bij de zuidpoort aan te komen. 
Hij moppert op de Romeinen die dit niet alleen veroorzaakt hebben maar die vervolgens ook nog zo traag zijn met het inschrijven van al die mensen. 
Bij de zuidpoort aangekomen groet hij de mannen van de dagwacht en gaat in de schemering in de open poort staan om te zien of er in de verte nog reizigers komen. 
In de verte ziet hij nog een stipje op de weg. 
Er komen dus nog mensen aan. 
Ongeduldig friemelend met de sleutel van de poort in de hand wacht hij tot de reizigers bij de poort gekomen zijn. 
Het is een jonge man met een ezel waarop een jonge vrouw, eigenlijk nog een meisje zit. 
Als Ruben goed kijkt ziet hij dat het meisje hoogzwanger is. 
Ik hoop dat je nog een onderkomen kunt vinden zegt hij tegen de man terwijl hij de poort achter hen sluit. 
Nadat de poort gesloten is gaat Ruben de trappen van de poortmuur op, de avond is ondertussen gevallen en Ruben kijkt in het licht van de fakkels over de velden van Efrata. 
De nacht is lang en Ruben's pijn in zijn been speelt weer op. 
Maar dat weerhoudt hem niet om uiterst waakzaam te blijven. 
Niet alleen naar rovende bendes die Bethlehem zouden kunnen binnenvallen, wat met zoveel reizigers een grote buit zou kunnen opleveren maar Ruben let ook op de stad zelf. 
Als de mensen slapen en er ontstaat brand dan is de ramp met zoveel mensen niet te overzien.
Ruben kijkt of de ramshoorn nog op zijn plek ligt waarmee hij de mensen kan waarschuwen voor gevaren. 

De uren verstrijken en midden in de nacht ziet Ruben plotseling een schijnsel in de verte. 
Ruben spant zich in om te zien wat daar in het veld gebeurt maar het is te ver weg. 
Hoort hij daar rumoer? 
Het schijnsel lijkt niet van een vuur of fakkels af te komen, het is wit en lijkt op daglicht.
Zenuwachtig grijpt Ruben de ramshoorn maar het schijnsel is te ver weg om te kunnen zeggen of het een gevaar voor Bethlehem zou zijn. 
Even later dooft het schijnsel in de verte en lijkt het net of er niets gebeurd is. 
Ruim een uur later ziet Ruben in de verte een aantal mannen op Bethlehem afkomen. 
Als ze bij de poort aankomen roepen ze hem aan. Ruben! Doe de poort open!
Ruben herkent de stemmen, het zijn zijn voormalige kameraden, de herders van Bethlehem en omgeving. 
Wat is dat Aron? vraagt hij aan de oudste herder. Je weet toch dat ik s nachts de poort nooit open kan doen? 
Doe in Gods naam de poort open Ruben roept Aron! 
We leggen het je later wel uit maar wij moeten nu de stad in! 
Ruben kijkt of zijn vrienden niet door rovers gevolgd zijn en ziet dat het ernst is wat de herders drijft. 
En hoewel hij er niets van begrijpt loopt hij naar beneden en doet het kleine deurtje in de poort open. 
De herders stormen naar binnen en roepen dat ze straat voor straat af gaan zoeken. 
Ruben wil Aron vragen wat ze zoeken maar Aron is al met de rest van de herders de stad ingetrokken. 
Ruben sluit de poort weer goed af en gaat weer op zijn post staan, want ja die kan hij nu eenmaal niet verlaten. 
Wie moet er anders over Bethlehem waken? 
S morgens vroeg als de dagwacht hem komt aflossen gaat Ruben terug naar huis, nog steeds niet wetend wat er de afgelopen nacht nu precies gebeurt is. 
Thuis gekomen ziet hij dat Mirjam visite heeft.
Het is Aron, hij straalt van geluk en is midden in zijn verhaal als Ruben binnenkomt. 
Mirjam zet hun wat te eten voor waarna Aron zijn verhaal opnieuw gaat vertellen. 
Ruben je zal het niet geloven maar toen wij vannacht op de schapen pasten verscheen er opeens een licht in het veld, zo helder als daglicht maar dan tien keer zo mooi. 
Er verscheen ook een engel van God, wij schrokken zo dat we op de grond vielen van angst. 
Nu begrijpt Ruben wat dat schijnsel geweest is die hij de afgelopen nacht had gezien. 
Maar Aron gaat verder, Ruben je zult het niet geloven maar die engel zei dat de Messias vannacht geboren is in de stad van David, deze stad dus. 
Ruben is in de war, de Messias, hier, vannacht, in deze stad? Maar voordat hij vragen kan stellen vertelt Aron aan een stuk door wat ze hebben meegemaakt. 
De engel zij dat wij een teken zouden krijgen dat het waar was wat hij verkondigde, niet dat wij hem niet geloofden hoor. 
Zijn verschijning was al bewijs genoeg! 
Ruben ziet een rilling over Aron heengaan. 
Hij kent Aron lang genoeg om te weten dat de oude herder de waarheid spreekt en wacht af wat Aron verder te vertellen heeft. 
De engel zei dat er in Bethlehem een pasgeboren kindje in een kribbe zou liggen en dat dat de Messias zou zijn. 
Ruben denkt na, tja aan de straatkant van veel huizen staan en hangen veel van dit soort kribbes voor de rijdieren die voor de huizen vaak even vastgebonden staan. 
Het zou inderdaad kunnen dat een van de reizigers die noodgedwongen in hun reistent op straat moesten overnachten een kind heeft gekregen en een kribbe als wiegje gebruikt hebben. 
Misschien wel dat jonge echtpaar waarvoor hij die avond de poort nog heeft open gelaten. 
Onder Ruben zijn gedachten praat Aron door. 
Ja Ruben en dat was nog niet alles. 
Er verscheen een groot leger van engelen die God loofden en riepen, ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde in de mensen een welbehagen.
Ach denkt Ruben, dat was dus het rumoer dat ik gehoord heb! 
Aron vertelt verder, plotseling waren wij weer alleen met de schapen in het veld en wij zeiden tegen elkaar, laten wij naar Bethlehem gaan om te zien wat God ons door zijn engelen heeft laten vertellen. 
Ik ben blij dat jij de poortwachter was Ruben, een ander had voor de ochtend de poort niet voor ons open gedaan. 
En vraagt Ruben, wat hebben jullie gevonden? 
Het was zoals de engel het ons gezegd had antwoordde Aron. 
Wij liepen de straten door en hoorden op een gegeven moment een kindje huilen dat inderdaad in een kribbe lag, in doeken gewikkeld. 
Een heel jong echtpaar met een ezel hadden vannacht een kindje gekregen. 
Wij hebben hen verteld van de ontmoeting met de engelen en hebben ons voor het kindje neergebogen. 
Ik zal het wel niet meer meemaken dat hij ons zal gaan verlossen maar ik ben zo dankbaar dat ik hem heb mogen zien. 
Ruben kijkt Mirjam aan, zij straalt ook. 
God heeft dus toch weer naar zijn volk omgezien Ruben zegt ze. 
Ruben knikt, het duizelt hem een beetje. 
Hij gelooft het verhaal van Aron wel, hij heeft het schijnsel en het rumoer zelf gezien en gehoord.
Maar toch, het is zo vreemd, zo wonderlijk. 

Dagen gaan voorbij, dagen worden weken. Het nieuws wat de herders vertelt hebben wordt langzaam vergeten door de inwoners van Bethlehem. Seizoenen gaan voorbij, een jaar, weer een paar seizoenen……….. 

Ruben gaat iedere avond naar de zuidpoort en sjokt iedere morgen weer terug naar huis. 
De inschrijving is voorbij, de meeste bezoekers zijn weer naar huis. 
Niet allemaal, Ruben loopt langs een huisje op zijn route naar de zuidpoort. 
Hij ziet iedere dag het jonge echtpaar uit Nazareth dat nog niet is teruggekeerd. 
Jozef de man heeft bij de plaatselijke timmerman werk gevonden. 
Hij vond het een te lange en gevaarlijke reis om met een pasgeboren baby terug naar Nazareth te gaan. 
Ruben ziet Maria bezig zijn met het malen van gerst terwijl het kind Jezus bij de voordeur aan het spelen is. 
Ruben denkt na, hoe lang is het nu geleden? Zo'n jaar of twee? 
Het moet wel want de dreumes loopt al. 
Ruben denkt aan Aron zijn oude kameraad. 
Een paar weken geleden is hij overleden. 
Hij had gelijk dat hij de verlossing van de Messias niet meer zou meemaken. 
Ruben zucht, bijt op zijn tanden vanwege de pijn in zijn been en vervolgd zijn weg naar de zuidpoort. 
De nacht verloopt rustig, de lucht is helder en er staan zoveel sterren aan de hemel dat Ruben zichzelf afvraagt of hij ooit zoveel sterren tegelijkertijd heeft gezien. 
Ruben kijkt naar het oosten en ziet een ster die anders is dan andere sterren. 
Deze ster lijkt te bewegen en komt langzaam dichterbij. 
Ruben staat stokstijf op de muur als de ster boven Bethlehem stil lijkt te staan. Ziet hij het goed?
De ster staat nu stil boven het huisje van Jozef en Maria. 
Plotseling hoort hij geroep onder de poort. 
Hij was door de ster zo in beslag genomen dat hij zijn taak als wachter even vergeten was. 
Vlug kijkt hij over de muur naar beneden en ziet daar een deftige stoet van rijke buitenlanders bij de poort staan. 
Poortwachter laat ons binnen! roepen ze. 
Ruben kijkt of het gezelschap geen bedreiging voor Bethlehem zou zijn maar ziet in het ochtendgloren dat ze geen wapens dragen. 
Als hij ze zou laten wachten tot de dagwacht hem zou aflossen zouden de oudsten van Bethlehem hem dat kwalijk nemen. 
Ruben strompelt de trappen van de muur af en doet de poort voor het deftige gezelschap open.
De mannen rijden de poort binnen en roepen tegen elkaar, daar is de ster, daar moet het zijn!
Ruben staat versteld en ziet de stoet vertrekken richting het huisje van Jozef en Maria. 
Het rumoer heeft de aandacht van de dagwacht getrokken en voordat het helemaal licht is neemt de dagwacht de wacht van Ruben over. 
Verward loopt Ruben naar huis en passeert het huisje van Jozef en Maria. 
Hij ziet de kamelen staan bekleed met purper en scharlaken. 
Hij ziet knechten van de rijke buitenlanders kisten van de kamelen afhalen en naar binnen brengen.
Hoofdschuddend loopt hij naar huis en vertelt Mirjam wat er is gebeurd. 
Peinzend gaat Ruben naar bed terwijl de stad ontwaakt en hij de kooplieden hun marktkraampjes hoort opbouwen. 
S avonds als hij wakker wordt en Mirjam van het marktplein terugkomt hoort hij de verhalen van deze reizigers. 
Mirjam vertelt dat zijn uit een heel ver land komen en dat het wijzen zijn die de standen van zon maan en sterren bestuderen. 
Zij hebben een tijd geleden in het oosten een bijzondere ster gezien waar ze geen uitleg voor hadden. 

Men zocht de oude boeken na en kwam tenslotte uit op de tekst uit Numeri één van de boeken van de Thora waarin staat: Er zal een ster voortgaan uit Jakob, en er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.

Toen wisten zij dat er in Israël een bijzondere koning geboren moest zijn en ze zijn gekomen om hem te zoeken en hulde te brengen. 
Ruben weet niet wat hij er van moet denken. 
Maar Mirjam is nog niet uitverteld. 
De wijzen zijn eerst naar Jeruzalem gegaan en hebben daar rond gevraagd waar de geboren koning van de Joden was. 
Ruben zegt wat zal Herodes opgekeken hebben toen ze daarna vroegen! 
Ja zegt Mirjam je weet maar nooit hoe deze boze koning reageert op dit soort gebeurtenissen.
Maar op de een of andere manier zijn ze getipt om naar Bethlehem te gaan en op de weg hiernaartoe zagen ze de ster die ze in het oosten gezien hadden en volgde die naar het huisje van Jozef en Maria.
Ruben weet weer niet wat hij ervan moet denken.
Hij betrekt s avonds zijn wacht weer en bespreekt de wonderlijke bezoekers nog even met de mannen van de dagwacht.
Ze zijn van plan om morgen weer te vertrekken weten ze hem te vertellen. 
Die nacht is het rustig in Bethlehem, net alsof er nooit wat gebeurt is. 
De volgende dag gaat het leven weer zijn gewone gang en hoort Ruben van Mirjam dat de bezoekers via de noordpoort richting het oosten zijn vertrokken. 
In de tweede nachtwake als de nacht op zijn donkerst is en Ruben over de muur naar de velden van Efrata kijkt hoort hij een stem. 
Poortwachter kun je de poort voor ons open doen? 
Ruben kijkt verbaasd achter zich. 
Daar ziet hij Jozef en Maria en het kind Jezus bepakt en bezakt met twee ezels bij de poort staan. 
Waarom wil je nu de stad verlaten Jozef? 
S nachts is het gevaarlijk buiten de stadsmuren hoor. 
Je weet toch dat er roversbenden en wilde dieren door het land trekken? 
Jozef antwoord; poortwachter neem van mij aan, in de stad lopen wij meer gevaar dan buiten in de wildernis. 
Ruben fronst zijn wenkbrauwen, denkt Jozef dat hij zijn werk niet goed doet? 
Waar ga je in het holst van de nacht dan heen Jozef? Naar Egypte zegt Jozef, daar zijn we voorlopig veilig. 
Ruben haalt zijn schouders op, hij vindt dat Jozef in raadsels praat maar doet de poort toch voor hen open. 
Bij het passeren zwaait de kleine Jezus naar hem en Ruben zwaait terug en sluit de poort achter hen. 
De nacht verloopt verder rustig en net als de dageraad aanbreekt ziet Ruben een groep ruiters aankomen. 
Als ze dichterbij komen ziet Ruben dat het soldaten zijn. 
Nee het zijn geen Romeinen ziet hij, het zijn soldaten van koning Herodes. 
Wat moeten die hier zo vroeg in de morgen denkt hij. 
Bij de poort aangekomen roept de hoofdman doe de poort open poortwachter! 
Tja aan soldaten van de koning mag Ruben niet ongehoorzaam zijn en weer hinkt hij de trappen af en steekt de sleutel in de poort. 
Nauwelijks is de poort van het slot of de soldaten stormen Bethlehem binnen Ruben ziet ze de huizen ingaan en hoort kreten van ontzetting en het huilen van vrouwen. 
De mannen van de dagwacht komen aanrennen.
Wat is er gebeurd vraagt 
Ruben? De soldaten van Herodes hebben alle jongetjes van twee jaar en jonger gedood roept de eerste. 
Niemand kon ze tegenhouden huilde een ander.
Ze hebben mijn zoon ook gedood! 
Ruben kijkt naar de poort, daar zit ZIJN sleutel nog in. 
HIJ heeft de soldaten in Bethlehem toegelaten, het is ZIJN schuld! 
Hij voelt de blikken van de omstanders naar hem kijken. 
Hij voelt dat hun blikken ook naar de poort gaan waar de sleutel van Ruben nog insteekt. 
Ruben rukt de sleutel uit de poort en loopt zo snel zijn misvormde been het toelaat terug naar huis.
Thuis gekomen ziet hij Mirjam verschrikt zitten.
De soldaten van Herodes zijn ook bij haar binnen gedrongen op zoek naar jongetjes. 
Hij neemt Mirjam in zijn armen en snikt het uit, het is mijn schuld, ik heb de poort voor ze open gedaan!
De dagen daarop slaapt Ruben niet. 
Vreselijke gedachten en schuldgevoel houden hem uit zijn slaap. 
Hij die de oudsten van Bethlehem belooft heeft net zo goed over de inwoners te waken als over de schapen. 
Als hij s avonds naar de zuidpoort gaat voelt hij de blikken achter de ramen naar hem kijken. 
De dagwacht vertrekt zodra ze hem zien komen zonder te groeten en de laatste vrouwen die bij de graven van hun kinderen geweest zijn keuren hem geen blik waardig als de Bethlehem binnenkomen. 

Verteerd door schuld, slaaptekort en verdriet doet Ruben de poort op slot en hijst zichzelf de trappen op tot zijn post bovenop de poort. 
De nacht valt... 
En meestal was Ruben weer blij dat de zon opging maar nu kan de nacht hem niet lang genoeg duren. 
Bij het eerste ochtendgloren haast hij zich naar huis terwijl hij hoopt dat niemand hem ziet. 
Thuis gekomen stort Ruben in elkaar, schreeuwend van schuldgevoel en slaapgebrek. Mirjam staat er handenwringend bij, valt op haar knieën en roept tot God om de ellende van haar man. 
Plotseling schijnt er een licht in de kamer. 
Ruben en Mirjam zwijgen verbaasd. 
Plotseling klinkt er een stem die zegt; Ruben wees niet bang ik heb de Profeet Jeremia al laten voorspellen dat dit gebeuren zou. 
De dood van de kinderen van Bethlehem reken ik jouw niet toe. 
Jij Ruben jij bent degene geweest die de poort van Bethlehem voor mijn zoon hebt open gehouden en jij bent ook degene die de poort hebt opengedaan zodat mijn zoon veilig naar Egypte kon vluchten. 
Ik bevrijd je daarom van alle schuld en pijn en als ik mijn zoon weer uit Egypte terugroep zul je hem herkennen aan Zijn prediking en wonderen.
Plotseling was het licht weer weg en keken Ruben en Mirjam elkaar verbaasd aan. 
En Ruben? Ruben voelt geen schuld en pijn meer. En hij voelt verbaasd aan zijn been, de pijn is weg!
De jarenlange pijn die hij na de aanval van de leeuw altijd gevoeld had is weg! 
Er komt een diepe rust en vrede in het hart van Ruben. 
Hij zakt op het bed en valt na drie dagen en nachten eindelijk in een vredige slaap. 
Mirjam dekt hem toe, dankt God voor Zijn goedheid, pakt haar manden met honingkoeken voor de markt en gaat op weg naar de markt. 
Bij het passeren van de zuidpoort kijkt ze in de richting van Egypte en mompelt kom gauw Messias kom gauw.

 Einde.